De angst die ik nooit hardop zeg

Er is een angst die ik zelden uitspreek. Hij fluistert niet luid, maar sijpelt door in alles wat ik doe. In mijn werk, in mijn activisme, in mijn kunst, zelfs in mijn stilte. Hij is er als ik een foto maak. Als ik het podium op stap. Als ik zeg wat gezegd moet worden.
En ook als ik twijfel of ik het nog wel durf.

De angst is simpel, maar rauw:
Dat wie ik werkelijk ben – in mijn verlangen, mijn kwetsbaarheid, mijn woede, mijn liefde – uiteindelijk niet wordt geaccepteerd. Niet als mens. Niet als kunstenaar. Niet als activist.

Ik laat me zien. Scherpe beelden. Zachte blikken. Woorden die snijden of strelen. Maar onder alles zit de angst dat mensen wel kijken, maar niet echt willen zien. Dat ze applaudisseren voor de vorm, maar zich afkeren van de inhoud. Alsof mijn werk oké is, zolang het niet te ongemakkelijk wordt.

Ik weet hoe het voelt om me aan te passen. Om een idee bij te schaven, een tekst in te slikken, een beeld achter te houden. Niet omdat ik het wil – maar omdat de wereld soms zegt:
"Dit gaat te ver."


Dus censureer ik vaak mezelf al vóórdat iemand anders dat hoeft te doen. En dat wringt. Want mijn werk is juist bedoeld om grenzen te verkennen, om ongemak op te zoeken, om zichtbaar te maken wat vaak wordt weggestopt.

Misschien zit er ook angst in mijn verlangen naar liefde. Intimiteit. Nabijheid. Want échte verbondenheid vraagt overgave. En diep vanbinnen speelt dan de vraag:
"Wat als ik mezelf helemaal geef en het alsnog niet genoeg is?"

Dan houd ik afstand. Zelfs als ik dichtbij kom.

 

Mensen noemen me moedig. En ja, ik ben soms moedig. Maar die moed is vaak noodzaak, geen keuze. Ik heb gevochten voor mijn bestaansrecht, voor mijn plek, voor mijn stem. Zo vaak dat ik soms niet meer weet hoe het voelt om gewoon te "zijn", zonder te hoeven vechten.

 

En onder dat alles – onder het beeld, de stem, het activisme – zit de diepste angst:
Dat ik uiteindelijk alleen ben in wat ik voel.


Dat mijn droom om een veiligere wereld te maken, een wereld waarin kwetsbaarheid geen zwakte is, misschien te groot is voor één mens.

 

Maar zelfs die angst is niet mijn einde. Ze is mijn brandstof. Ze herinnert me eraan waarom ik maak, spreek, schrijf, organiseer. Waarom ik doorga, ook als het pijn doet. Omdat ik geloof dat er anderen zijn die zich hierin herkennen. Die zich net als ik afvragen:
"Als ik mezelf echt laat zien, houden ze dan nog van me?"